Onderzoek naar de medevoorzitter van de DEM-partij naar aanleiding van opmerkingen

Onderzoek naar de medevoorzitter van de DEM-partij naar aanleiding van opmerkingen

Het ministerie van Binnenlandse Zaken is op 7 november een onderzoek gestart naar Tuncer Bakırhan, medevoorzitter van de Partij voor Gelijkheid en Democratie van het Volk (DEM-partij), en het provinciaal hoofd van de partij in Mardin.

klasse = “cf”>

Het onderzoek werd gestart naar aanleiding van de verklaringen van Bakırhan en Mehmet Mihdi Tunç op 4 november, in de nasleep van de afzetting van drie burgemeesters van de DEM-partij in de zuidoostelijke regio van het land.

De schriftelijke verklaring van het ministerie ging echter niet dieper in op de details van deze opmerkingen.

De autoriteiten noemden de veroordelingen en lopende onderzoeken naar het lidmaatschap van de terroristische organisatie PKK als reden voor de actie tegen de burgemeester van Mardin, Ahmet Türk, Batman-burgemeester Gülistan Sönük en Halfeti-burgemeester Mehmet Karayılan eerder deze week.

De benoeming van de trustee volgde kort na de schorsing van burgemeester Ahmet Özer van Esenyurt, een lid van de belangrijkste oppositiepartij Republikeinse Volkspartij (CHP).

Özer staat momenteel onder arrest op beschuldiging van lidmaatschap van de terroristische organisatie PKK.

In een recente ontwikkeling heeft de rechtbank het beroep afgewezen dat door de advocaten van Özer was ingediend tegen zijn detentie, waarbij de getuigenis van een vertrouwelijke getuige als basis voor de beslissing werd aangevoerd.

klasse = “cf”>

In zijn uitspraak benadrukte de rechtbank dat om van het misdrijf ‘lidmaatschap van een gewapende terroristische organisatie’ te kunnen spreken, de betrokken acties continuïteit, diversiteit en intensiteit moeten vertonen als onderdeel van organisatorische activiteiten.

Met betrekking tot de aanklachten tegen Özer stelde de rechtbank: “Hoewel de classificatie van de acties als organisatorische activiteiten in dit stadium onderwerp van discussie kan zijn, moet de verklaring van de vertrouwelijke getuige, die niet alleen als basis voor een vonnis kan dienen, nog steeds worden beoordeeld. beschouwd.

“De door de vertrouwensgetuige beschreven handelingen hadden niet kunnen plaatsvinden zonder een bepaalde organische verbinding of representatierelatie met de organisatie”, aldus het rapport.