Kamerleden keuren het wetsontwerp over de rechterlijke macht goed, de meisjesnaambepaling blijft in het ongewisse

Kamerleden keuren het wetsontwerp over de rechterlijke macht goed, de meisjesnaambepaling blijft in het ongewisse

Wetgevers keurden op 7 november de uitgebreide wetshervormingswet van het ministerie van Justitie goed, hoewel de langverwachte bepaling over de achternamen van gehuwde vrouwen werd uitgesloten, waardoor de heersende juridische leemte onopgelost bleef.

klasse = “cf”>

In zijn periodieke pogingen om juridische mazen in de wet aan te pakken of de huidige regelgeving te verbeteren, dient het ministerie regelmatig voorstellen in die bekend staan ​​als “gerechtelijke pakketten” aan het parlement.

Deze wetsvoorstellen, die eerst goedkeuring krijgen in de commissie Justitie, worden vervolgens ter goedkeuring aan de wetgevers voorgelegd.

De onlangs geratificeerde wet bevat bepalingen waarbij klachten in gevallen van smaad niet langer worden geaccepteerd als er meer dan twee jaar zijn verstreken sinds het incident.

Verbale, schriftelijke of visuele beledigingen zijn nu uitgesloten van bemiddelingsprocedures en zijn onderworpen aan vooruitbetalingsmaatregelen.

Indien een verdachte, slachtoffer of benadeelde partij niet binnen zeven dagen reageert op een verzoeningsvoorstel, wordt het aanbod standaard geacht afgewezen te zijn.

De wet, die de criteria wijzigt om bemiddelaar en bemiddelaar te worden, introduceert ook nieuwe regels voor de verkoop van voertuigen die niet zijn opgeëist in door de trustee in beslag genomen kavels en aanpassingen aan de straffen voor smaad.

klasse = “cf”>

Toch werd het langverwachte amendement over het recht van getrouwde vrouwen om hun meisjesnaam te gebruiken op het laatste moment uit het definitieve wetsvoorstel geschrapt.

Volgens de huidige Turkse wet mogen getrouwde vrouwen de achternaam van hun echtgenoot aannemen of deze naast hun meisjesnaam behouden.

Het Grondwettelijk Hof oordeelde echter eerder dat het verbieden van getrouwde vrouwen om uitsluitend hun meisjesnaam te gebruiken in strijd was met het gelijkheidsbeginsel. Door het ontbreken van een vervangende bepaling voor het ongeldig gemaakte statuut blijft er op dit gebied een leemte in de wetgeving bestaan.

Het ministerie had eerder overwogen de oorspronkelijke beperkingen opnieuw in te voeren zonder acht te slaan op de beslissing van het Constitutionele Hof, wat duidde op een terugkeer naar de reeds bestaande status quo.

Hoewel het bedoeld was om aan het einde van de laatste zittingsperiode in werking te treden, werd het voorstel uitgesteld tot de huidige zitting, te midden van bezwaren van vrouwenorganisaties, juridische experts, oppositiepartijen en bepaalde leden van de regerende partij.

Hoewel een wetswijziging die vrouwen toestaat alleen hun meisjesnaam te gebruiken de belangrijkste optie lijkt, moet het ministerie nog een definitief besluit over de kwestie nemen.